/

/

belangrijke gevolgen van de hervorming van de belgische vennootschapsbelasting

Tax
22 mei 2018

door Hannelore Durieu en Julie Vantomme

Belangrijke gevolgen van de hervorming van de Belgische vennootschapsbelasting

Eind december 2017 keurde de federale regering de langverwachte hervorming van de vennootschapsbelasting goed. De veranderingen die vanaf 2018 plaatsvinden op het vlak van de vennootschapsbelasting laten ook grote vennootschappen en multinationale groepen niet buiten schot. Hieronder vindt u een greep uit de reeds ingevoegde maatregelen die een impact op uw onderneming kunnen hebben.

Belangrijke gevolgen van de hervorming van de Belgische vennootschapsbelasting

Tariefverlaging

De belangrijkste verandering is de verlaging van de vennootschapsbelasting. Die daalt in 2018 stapsgewijs van 33,99 procent naar 29,58 procent (inclusief crisisbijdrage) en in 2020 nog verder naar 25 procent. Daarnaast kunnen bepaalde kmo’s profiteren van een verlaagd tarief van 20,4 procent (dat in 2020 verlaagd zal worden naar 20 procent) op de eerste 100.000 euro aan belastbaar inkomen.

Minimumbezoldiging

Om van dit verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te kunnen genieten, moeten kmo’s aan bepaalde voorwaarden voldoen. Een van deze voorwaarden is de minimumbezoldiging die aan ten minste één van de bedrijfsleiders moet worden betaald. Als gevolg van de hervorming is de jaarlijkse minimale bedrijfsleidersbezoldiging gestegen van 36.000 euro naar 45.000 euro. Wanneer het belastbare resultaat van de onderneming echter lager is dan 45.000 euro, dan kan een lagere bedrijfsleidersbezoldiging voldoende zijn. Daarnaast is er een uitzondering voorzien voor startende kmo’s gedurende de eerste 4 jaar vanaf hun oprichting.

Het is belangrijk om op te merken dat alle ondernemingen (niet alleen kmo’s) die niet voldoen aan deze voorwaarde van de minimumbezoldiging onderworpen zijn aan een aftrekbare belasting van 5,1 procent (10 procent vanaf 2020) op het tekort. Dit tekort is het verschil tussen de vereiste minimumbezoldiging en de hoogste bezoldiging die aan één van de bedrijfsleiders is uitbetaald.

Er is een optioneel regime voor verbonden vennootschappen met betrekking tot de toepassing van de afzonderlijke belasting. Wanneer ten minste de helft van de bedrijfsleiders van deze verbonden vennootschappen uit dezelfde personen bestaat, dan kan rekening gehouden worden met het totaal van alle betaalde vergoedingen aan één van deze bedrijfsleiders. In dit geval bedraagt de minimumbezoldiging 75.000 euro in plaats van 45.000 euro. Wanneer voor dit regime geopteerd wordt, dan zal de belasting verschuldigd zijn door de vennootschap met het hoogste belastbaar resultaat.

Fiscale consolidatie 

België voert vanaf 2019, in navolging van verschillende Europese landen, een rudimentair systeem van fiscale consolidatie in. Dit nieuwe systeem is voornamelijk gebaseerd op het Scandinavisch model, waarbij het mogelijk is dat groepsvennootschappen elkaar een groepsbijdrage leveren en zo verliezen van het huidige belastbaar tijdperk met elkaar kunnen compenseren. Om van deze nieuwe maatregel gebruik te kunnen maken, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn: 

  • Groepsvennootschappen moeten gedurende vijf opeenvolgende belastbare tijdperken voor ten minste 90 procent verbonden zijn.
  • Het belastbaar tijdperk moet op dezelfde dag aanvangen én afsluiten.


Indien bovenstaande voorwaarden voldaan zijn, kan er tussen de verbonden vennootschappen een overeenkomst gesloten worden waarin het bedrag van de groepsbijdrage wordt opgenomen. Deze overeenkomst zal enkel betrekking hebben op het huidige belastbaar tijdperk.

Anti Tax Avoidance Directive (ATAD) maatregelen

Exit-heffing

België kent al langer een exit-heffing voor de zetelverplaatsing van vennootschappen en het overbrengen van een vaste inrichting naar het buitenland. Deze exit-heffing is  vanaf 1 januari 2019 echter ook van toepassing op overbrengingen van activa van een Belgische onderneming naar één van haar buitenlandse vaste inrichtingen. Daarnaast daalt het tarief van de exit-heffing van 16,95 procent  naar 12,75 procent in 2019 maar zal dit vanaf 2020 stijgen naar 15 procent.

Controlled Foreign Companies (CFC)

Door de invoering van de CFC-wetgeving zal een Belgische vennootschap die beschouwd wordt als CFC vanaf 2019 belast worden op de niet-uitgekeerde winst van buitenlandse vennootschappen die voortkomt uit kunstmatige constructies met als doel een belastingvoordeel te verkrijgen. Om als een CFC in aanmerking te komen moet een buitenlandse vennootschap voldoen aan twee voorwaarden:

  • De Belgische vennootschap bezit ten minste 50 procent van de aandelen van de buitenlandse vennootschap;
  • De buitenlandse vennootschap is in haar land van vestiging ofwel niet onderworpen aan een inkomstenbelasting, ofwel onderworpen aan een inkomstenbelasting die minder bedraagt dan de helft van de belasting die in België zou verschuldigd geweest zijn.


Een constructie wordt als kunstmatig beschouwd in de mate dat de buitenlandse vennootschap geen eigenaar van de activa zou zijn of niet de risico’s op zich zou hebben genomen die al haar inkomsten of een deel ervan hebben gegenereerd.

Aftrekbaarheid groepsinteresten

De implementatie van de ATAD-maatregelen zorgt er eveneens voor dat vennootschappen vanaf 2020 slechts hun interestbetalingen tot het hoger maximum van 30 procent van hun belastbare EBITDA of tot 3 miljoen euro  in aftrek kunnen nemen. Voor vennootschappen die deel uitmaken van een groep moet  de geconsolideerde EBITDA in rekening worden genomen. Leningen afgesloten vóór 17 juni 2016 en leningen aangegaan door alleenstaande vennootschappen zijn niet onderworpen aan deze regeling.

Vaste inrichting

Vanaf 2020 wordt het minder interessant om als Belgische vennootschap een vaste inrichting in het buitenland aan te houden. De verliezen van de vaste inrichting zullen immers minder vaak gecompenseerd kunnen worden met de winsten die in België behaald werden. Enkel wanneer de verliezen gerealiseerd in het buitenland definitief zijn, zal de Belgische vennootschap ze nog in aftrek kunnen nemen. Dit zal het geval zijn wanneer de activiteiten uitgevoerd in het buitenland via de vaste inrichting worden stopgezet.

Daarnaast wordt een meer economische invulling gegeven aan het begrip ‘zelfstandige agenten’. Dit heeft onder meer als gevolg dat een natuurlijke persoon die als commissionair fungeert in België veel sneller een vaste inrichting kan doen ontstaan.

Diverse maatregelen

Minimumwinstbelasting

De hervorming brengt eveneens een minimumwinstbelasting met zich mee. Deze minimumwinstbelasting leidt er in de eerste plaats toe dat de verschillende aftrekbewerkingen voor het berekenen van de vennootschapsbelasting worden opgedeeld in twee ‘korven’: een korf zonder beperkingen en een korf met beperkingen.

  • De  korf met beperkingen bevat:
  • De notionele interestaftrek;
  • De overgedragen DBI;
  • De overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten;
  • De overgedragen vorige verliezen;
  • En de overgedragen NIA (onbeperkt en beperkt overdraagbare).


De tweede korf is onderworpen aan verschillende aftrekbeperkingen. Deze nieuwe beperking is slechts van toepassing wanneer de winst na aftrek van de eerste korf nog meer bedraagt dan 1 miljoen euro. De impact van deze maatregel kan met andere woorden wel worden genuanceerd.

Meerwaarden op aandelen

Meerwaarden op aandelen die langer dan 1 jaar werden aangehouden waren in het verleden vrijgesteld van belastingen. Indien hieraan niet werd voldaan, was een belasting van 25,75 procent van toepassing. Om vanaf 2018 voor gerealiseerde meerwaarden op aandelen echter nog steeds te kunnen genieten van de vrijstelling, moet aan een aantal bijkomende voorwaarden worden voldaan:

  • Participatie van minstens 10 procent; of
  • Aanschaffingswaarde van minstens 2.500.000 euro

Meerwaardebelasting voor grote vennootschappen

Voor grote vennootschappen was er steeds een afzonderlijke belasting van 0,412 procent verschuldigd bij de realisatie van meerwaarden op aandelen. Als gevolg van de hervorming van de vennootschapsbelasting werd deze bijkomende taxatie afgeschaft.

DBI-aftrek

Het percentage werd verhoogd van 95 procent naar 100 procent.

Notionele intrestaftrek

De notionele interestaftrek heeft door de hervorming ook een verandering ondergaan en moet vanaf   2018 worden berekend op 1/5de  van het positieve verschil tussen het risicokapitaal op het einde van het huidige  belastbaar tijdperk en het risicokapitaal van het vijfde voorgaande belastbare tijdperk. Deze wijziging, gecombineerd met het lage tarief van de notionele interestaftrek, zorgt ervoor dat de aftrek voor risicokapitaal een schim van zijn vroegere zelf is geworden. 

Wij helpen u graag om de impact van de hervorming van de Belgische vennootschapsbelasting op uw bedrijf te beoordelen. U kan een van onze specialisten contacteren via contact@vdl.be.