/

/

grondwettelijk hof vernietigt fairness tax

Tax
27 maart 2018

door Hannelore Durieu

Grondwettelijk hof vernietigt fairness tax

Op 1 maart 2018 heeft het Grondwettelijk Hof de fairness tax, een belasting op dividenden die de regering-Di Rupo destijds invoerde, vernietigd. De concrete gevolgen blijven echter nog behouden voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2018.

Grondwettelijk hof vernietigt fairness tax

Op 1 maart 2018 heeft het Grondwettelijk Hof de fairness tax, een belasting op dividenden die de regering-Di Rupo destijds invoerde, vernietigd. De concrete gevolgen blijven echter nog behouden voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2018. De vernietiging van de fairness tax heeft bijgevolg geen retroactieve werking en zal pas vanaf aanslagjaar 2019 volledig zijn. Voor vennootschappen die onder de Moeder-Dochterrichtlijn vallen bestaat hierop een uitzondering.

Nadat eerder ook het Europees Hof van Justitie geoordeeld had dat de belasting strijdig is met de moeder-dochterrichtlijn, heeft het Grondwettelijk Hof de belasting nu nietig verklaard. Het Grondwettelijk Hof stoelt de vernietiging enerzijds op een schending van het legaliteitsbeginsel en anderzijds op een schending van de Moeder-Dochterrichtlijn. 

Het Grondwettelijk Hof stelt enerzijds vast dat het niet duidelijk is op welke wijze de belastbare grondslag van de fairness tax moet worden bepaald voor buitenlandse vennootschappen met een Belgische inrichting. Bijgevolg wordt het fiscaal legaliteitsbeginsel geschonden. Anderzijds wordt ook de Moeder-Dochterrichtlijn gefrustreerd wanneer dividenden die onder deze richtlijn vallen, verder worden uitgekeerd naar een moedervennootschap voor de berekening van de fairness tax. De richtlijn bepaalt immers uitdrukkelijk dat de kosten van beheer, die betrekking hebben op de deelneming, niet meer dan 5 procent van de uitgekeerde winst van de dochteronderneming mogen bedragen. Wanneer eerst de DBI-aftrek beperkt wordt tot 95 procent en er vervolgens nog fairness tax verschuldigd is bij wederuitkering, dan is er in feite een hogere belastingdruk dan het maximum dat is voorzien in de richtlijn. 

De fairness tax werd vernietigd, maar de gevolgen van de vernietigde bepaling worden wel nog gehandhaafd. Niet alle vennootschappen kunnen de fairness tax terugvorderen. Enkel vennootschappen die een wederuitkering van dividenden onder toepassing van de Moeder-Dochterrichtlijn hebben verricht en onderworpen zijn geweest aan de fairness tax, kunnen de belasting voor aanslagjaren 2014 tot en met 2018 effectief terugvorderen. Zeer concreet gaat het hier om vennootschappen die initieel dividenden hebben ontvangen van dochtervennootschappen in het buitenland (Moeder-Dochterrichtlijn) en deze vervolgens hebben uitgekeerd aan hun moedervennootschap (fairness tax). De vraag die hier alvast gesteld kan worden is of er geen doorwerking moet zijn naar dividenden die werden ontvangen van Belgische dochtervennootschappen. De interne Belgische DBI-wetgeving is immers gebaseerd op de Moeder-Dochterrichtlijn. Het Hof deed hierover echter geen uitspraak. 

Heeft u vragen over de fairness tax of wilt u weten hoe u zich hiertegen kunt verzetten? Contacteer dan een van onze specialisten via contact@vdl.be.