door Mathieu Roelens
Vooreerst zien we de imprevisieleer wettelijk verankerd, een principe waar we u ook vorig jaar reeds verschillende keren op wezen, en duidelijk niet aan belang heeft ingeboet.
Het principe houdt in dat een contractspartij de andere partij kan vragen naar heronderhandeling (met oog op aanpassing of zelfs beëindiging van de overeenkomst), indien er omstandigheden veranderd zijn, anders dan wat voorzienbaar was bij het sluiten van het contract. Als die wijziging niet veroorzaakt is door die partij zelf, maar het haar wel onredelijk zwaar maakt haar verbintenissen na te komen, kan besloten worden dat de andere partij de uitvoering niet langer kan eisen.
Lopen de heronderhandelingen spaak en blijft een oplossing binnen een redelijke termijn uit (ook hier: mogelijkheid tot contractuele afspraak over de duurtijd van dergelijke ‘redelijke termijn’), dan kan de rechter op verzoek van één van de partijen het contract aanpassen of deze zelfs geheel of gedeeltelijk beëindigen. Deze vordering bij de rechter wordt bovendien ingesteld en behandeld zoals in kort geding.
Waar uitgebreide en specifieke wetgeving voor B2C-situaties reeds langer een feit was, gelden in België ook voor de B2B-relatie sinds eind 2020 diverse afspraken m.b.t. zogenaamde onrechtmatige bedingen.
Het nieuwe verbintenissenrecht herneemt dit principe, al zal zij voornamelijk spelen voor de C2C situatie of voor contracten m.b.t. financiële diensten, aangezien voor het overige de specifiekere B2C en B2B regelgeving primeert.
Desalniettemin is het interessant om hét principe de gepaste aandacht te schenken: elk beding waarover niet onderhandeld kan worden en dat naar het lijkt een onevenwicht creëert tussen de rechten en plichten van partijen, is onrechtmatig. Het gevolg: er wordt gehandeld alsof de clausule an sich niet geschreven is.
Het principe van de buitengerechtelijke ontbinding zag u ongetwijfeld ook reeds vele jaren opduiken in contracten. Het nieuwe verbintenissenrecht heeft deze nu wettelijk geregeld, of althans de mogelijkheid ervan vastgelegd. Toch is het zeker nog nuttig om hier nog steeds contractuele afspraken over te maken.
De ontbinding is natuurlijk een verregaande en één van de meest ingrijpende principes. Is deze piste te zwaar voor het voorliggende scenario, kan de prijsvermindering eventueel wel een uitweg bieden. De vraag die dan vanzelfsprekend speelt, is wat het waardeverschil is tussen de overeengekomen prestatie en wat uiteindelijk geleverd is. Voorzie eventueel contractueel dat een dergelijke piste kan bewandeld worden, weliswaar slechts op voorwaarde van het inschakelen van een expert om dat verschil te begroten.
Wacht ook niet per se af tot er effectief een grote inbreuk is. Indien reeds voorafgaandelijk duidelijk blijkt (een vermoeden volstaat niet) dat dergelijke inbreuk onvermijdelijk is, doordat eerdere deadlines bijvoorbeeld niet gehaald werden door de tegenpartij en tijdige finale oplevering bijgevolg onmogelijk geworden is, dan kan de overeenkomst alvast beëindigd worden. Een zogenaamde anticipatory breach kan weliswaar enkel als de gevolgen van niet-nakoming door uw tegenpartij voldoende ernstig zijn voor u en het gaat om uitzonderlijke omstandigheden. Bovendien moet u uw tegenpartij wel hebben aangemaand om binnen een redelijke termijn eventueel gepaste garanties te bieden dat de afspraken wel degelijk gerespecteerd zullen worden.
De stijl van modernisering doortrekkende: maak indien gewenst in uw contract afspraken over het gebruik van mail. Aangetekende brieven kunnen naargelang het scenario nog steeds de aangewezen methode zijn, in vele gevallen is het principe van mail als hét communicatiemiddel echter standaard. Leg dat ook met zoveel woorden vast in uw overeenkomst, waarbij u bijvoorbeeld de te gebruiken mailadressen opneemt, de methode om elkaar van een gewijzigd mailadres op de hoogte te brengen en timing: binnen welke termijn na het verzenden wordt een mail geacht te zijn gelezen door de ontvangen, vanaf wanneer mag u ervan uitgaan dat uw tegenpartij uw bericht gelezen heeft (en wanneer start dus de termijn waarbinnen hij/zij dient te reageren).
Heeft u vragen over dit nieuwe verbintenissenrecht? Contacteer dan één van onze experten.
Het nieuwe verbintenissenrecht maakt deel uit van de gefaseerde aanpak van ons Belgische Burgerlijk Wetboek. Dat de basis van ons Oud Burgerlijk Wetboek (ondanks de naam wel degelijk nog steeds gedeeltelijk van kracht dus) in 1804 bij Napoleon Bonaparte ligt, schetst al snel het belang van die moderniseringsoperatie. Sinds 1 januari 2023 zagen we de inwerkingtreding van een nieuw Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, m.b.t. ‘Verbintenissen’. Aan een allesomvattende bespreking heeft u niet veel, enkele uitgelichte elementen bekijken we graag voor u in detail. Belangrijke principes waar u ook effectief iets mee kan beginnen in uw overeenkomsten.
Mathieu Roelens
Manager Legal
mathieu.roelens@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.
Lees onze laatste inzichten en nieuwsberichten om op de hoogte te blijven van veranderingen in jouw sector.