door Jenny Mae Vansteenlandt en Anneleen Wydooghe
De transitie naar een klimaatneutrale economie is volop aan de gang. Zo wil de Europese Commissie dat de uitstoot van broeikasgassen verminderd wordt met 90% tegen 2040 (referentiejaar 1990). Decarbonisatie of CO₂-reductie in de bedrijfsvoering zet bedrijven aan om hun manier van produceren, consumeren en waarde creëren grondig te herzien. Het gaat niet alleen om regelgeving zoals CSRD, ETS en CBAM, maar om toekomstgericht leiderschap. In een wereld waar klanten, overheden en investeerders steeds meer verwachten, wordt CO₂-reductie een strategische keuze én een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De vraag is dan ook niet of je ermee aan de slag gaat, maar: hoe geef jij hier als organisatie concreet invulling aan?
De eerste stap richting decarbonisatie is inzicht. Door de CO₂-voetafdruk van je organisatie te meten, ontdek je waar de grootste hefbomen liggen. Je maakt daarbij onderscheid tussen drie emissiecategorieën:
Scope 1: directe uitstoot uit eigen bronnen (bv. verbranding in eigen installaties, uitstoot van bedrijfswagens)
Scope 2: indirecte uitstoot door aangekochte energie (bv. elektriciteit, warmte die extern wordt opgewekt)
Scope 3: alle overige indirecte emissies in de waardeketen (bv. toelevering, transport, aangekochte goederen en diensten, woon-werkverkeer, gebruik van verkochte producten)
Een nulmeting van je CO₂-voetafdruk vormt de basis. Maar meten alleen is niet genoeg. Pas wanneer je begrijpt waar de risico’s én kansen zitten, kan je een doordacht en realistisch reductieplan opstellen.
Door te meten krijg je grip op de cijfers, maar pas door risico’s en kansen te analyseren, verwerf je strategisch inzicht. Vraag je af:
Wordt jouw organisatie blootgesteld aan stijgende koolstofprijzen?
Vormt passiviteit rond klimaatbeleid een reputatierisico?
Zijn er aanbestedingsvoorwaarden of klantvereisten waaraan je moet voldoen?
Een goede risico- en kansenanalyse vereist input van meerdere afdelingen, zoals finance, operations en legal. Zo ontstaat niet alleen een gedeeld bewustzijn, maar ook een gevoel van urgentie. Dat is cruciaal om draagvlak te creëren voor verandering, en om stabiliteit en groei op lange termijn te waarborgen.
Na de nulmeting en analyse is het tijd om een plan op te stellen. Een robuust CO₂-reductieplan stem je af op de strategische keuzes van de organisatie. Denk aan investeringsbeslissingen op bestuursniveau, operationele keuzes op siteniveau, gesprekken met investeerders en het herzien van de aankoopstrategie.
Een geloofwaardig plan richt zich niet alleen op het behalen van de Europese doelstellingen — halvering van emissies tegen 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050 — maar houdt ook rekening met wat realistisch is binnen de context van de organisatie. Dat betekent: durven kiezen, durven uitstellen, en soms ook durven herzien. Door expliciet te benoemen welke maatregelen haalbaar zijn en welke (nog) niet, voorkom je dat CO₂-reductie een vrijblijvende verlanglijst blijft.
Gefaseerde elektrificatie: de elektrificatie van (een deel van) het wagenpark wordt uitgesteld door een gebrek aan laadinfrastructuur en een te grote impact op de operationele planning. In plaats daarvan focust de organisatie op routeoptimalisatie en brandstofefficiëntie. Elektrificatie start in jaar twee.
Uitstel van een zonnepark: door hoge rentelasten en beperkte netcapaciteit wordt de investering in een eigen zonnepark tijdelijk uitgesteld. Intussen koopt de organisatie groene stroom aan bij een externe leverancier.
Een sterk reductieplan herkent beperkingen, maar benut wat wél mogelijk is.
Decarbonisatie verloopt zelden lineair, verwacht dus geen traject waarbij je uitstoot jaarlijks daalt. In de praktijk is decarbonisatie een leerproces dat flexibiliteit en een open leerhouding vereist.
Naarmate je organisatie en de betrokken experten groeien in maturiteit, evolueert het plan mee:
scope 3 wordt uitgebreid met nieuwe en verfijndere data;
aannames worden bijgesteld;
doelstellingen worden aangescherpt of herzien.
Het proces is dynamisch en hangt af van economische omstandigheden, technische haalbaarheid en beschikbare budgetten. Leren en bijsturen maken deel uit van duurzame vooruitgang.
Een sterk transitieplan leeft niet in een Excelbestand of map op OneDrive. Het is verankerd in de kern van de organisatie:
ingebed in financiële en governanceprocessen;
gekoppeld aan investeringsplannen;
toegewezen aan data-eigenaars;
beheerd via een protocol voor updates en het beheren van verschillende versies.
Medewerkers wisselen, structuren veranderen — maar de kwaliteit, continuïteit en transparantie van je data en transitieplan moeten overeind blijven én verbeteren, ook wanneer de context verandert.
Leveren jouw projecten een meetbare bijdrage aan broeikasgasemissiereductie? Subsidies zoals die van de Helios Foundation ondersteunen bedrijven die concrete stappen zetten richting decarbonisatie. Denk aan technologische innovatie, procesoptimalisatie, circulaire economie of nieuwe businessmodellen. Subsidies zijn daarbij een middel om versneld actie te ondernemen, niet het uitgangspunt. Ze versterken wat je als organisatie zelf al wil realiseren.
Heb je vragen over CO₂-metingen of strategische keuzes? We helpen je graag verder.
Om dit formulier te kunnen versturen moet u het gebruik van technische cookies aanvaarden. Dat kan u hier aanpassen.
Deze cookies worden gebruikt om onderscheid te maken tussen mensen en bots. Bepaalde gegevens, zoals uw IP adres of taal, kunnen hierbij doorgestuurd worden naar Google. Meer info vindt u in onze cookieverklaring.
Jenny Mae Vansteenlandt
Advisor Sustainability jennymae.vansteenlandt@vdl.be
Anneleen Wydooghe
Team Manager Sustainability anneleen.wydooghe@vdl.be
Disclaimer
Bij onze adviezen baseren wij ons op de huidige wetgeving, interpretaties en rechtsleer. Dit verhindert niet dat de administratie deze kan betwisten of dat bestaande interpretaties kunnen wijzigen.
Lees onze laatste inzichten en nieuwsberichten om op de hoogte te blijven van veranderingen in jouw sector.